In de serie “Mooie verhalen uit de jeugdzorg” vertellen we de verhalen van onze jeugdzorghelden. Want ondanks alle moeilijkheden die zij tegenkomen, houden onze mensen vast aan hoop en hebben zij altijd het beste met jongeren voor. Dankzij hun inzet en het doorzettingsvermogen is kinderen en jongeren in probleemgezinnen al een hoop leed bespaard gebleven. In deze aflevering: het verhaal van jeugdbeschermer Paul.
De werkdruk in de jeugdzorg wordt steeds groter en de juiste hulp blijft door personeelstekorten in veel gevallen uit. Toch blijft Paul zich met hart en ziel inzetten als jeugdbeschermer. Wat maakt zijn werk mooi, en waar haalt hij zijn kracht en inspiratie vandaan?
Paul is geen onbekende in de jeugdzorg: hij vervulde voor zijn huidige functie 12 jaar lang diverse rollen binnen de jeugdbescherming, waaronder in de jeugdreclassering en binnen het vrijwillige kader. Vervolgens is hij recent via Advizo terechtgekomen bij een jeugdbeschermingsorganisatie.
In zijn werk als jeugdbeschermer heeft hij te maken met de allerzwaarste gevallen, veelal gezinnen met vechtscheidingen.
Voordat mensen bij de jeugdbescherming terechtkomen, hebben ze al een heel traject in het vrijwillig kader achter de rug. Zo hebben ze al lange tijd begeleiding van wijkteams of sociale teams, dat loopt spaak en daarna komen ze bij Paul. Hij vertelt: “Mensen willen of kunnen vaak niet zien dat ze hulp nodig hebben. Om daar dan doorheen te komen en mensen mee te krijgen en tot inzicht te brengen is dan de uitdaging.”
De situaties die hij meemaakt zijn vaak vechtscheidingen, waarbij hij het vooral ziet misgaan bij vaders. Paul: “Deze mannen gaan onbehoorlijk om met hun ex-partner, waarbij veel emotie komt kijken.”
De vaders waarover Paul vertelt, kruipen vaak in een slachtofferrol en gaan wijzen naar de ander. Paul: “Ik probeer ze dan inzicht te geven in wat ze aan het doen zijn. Dat dit niet de oplossing is, en dat ze met zichzelf aan de slag moeten gaan.” Hoe hij dit dan doet? “Het kan een situatie breken door juist bij zo’n macho daar een wat vriendelijkere energie tegenover te zetten. Ik stel ze dan bijvoorbeeld de vraag: ‘als je daar nou eens afstand van probeert te nemen en jezelf in de spiegel aankijkt. Is wat je doet dan altijd in het belang van het kind?’ Ik leg ze dan uit dat wat ze doen, hun kind schaadt. En dat als ze zo doorgaan, ze nooit de beste vader gaan worden.”
Vaak zijn deze mannen verrast en afgevallen door Pauls reactie. Meestal doen ze hier vervolgens toch niets mee, maar in enkele gevallen is er een doorbraak. Hij vertelt verder: “Ik probeer daar ook mijn eigen levensverhaal in mee te geven. Dit maakt veel goed.”
Het levensverhaal van Paul is overigens niet niks. Hij begon zijn carrière bij de Special Forces mariniers (MARSOF): een eliteclub van de best getrainde militairen van Nederland. Hij kwam terecht in een wereld waarin emoties volkomen ondergeschikt zijn. “Ik kon de hele wereld aan, maar vanbinnen kon ik niet eens communiceren met mijn kind. En al helemaal niet met mijn vrouw. Dat heeft me stilgezet: wat heeft het nu eigenlijk voor waarde om zo’n ‘mannetje’ te zijn?”
Deze ervaring uit het Korps Mariniers neemt hij mee naar zijn werk als jeugdbeschermer. Als hij in gezinnen vaders tegenkomt die hulp weigeren, dan is dit vaak uit gebrek aan zelfinzicht. Het is niet ‘tof’ of ‘stoer’ om naar een psycholoog te gaan. Wanneer hij zijn verhaal deelt, verschuift er wel eens wat bij zo’n man. Ze gaan dan anders tegen hem aankijken. “Dan ben ik ineens niet meer die geitenwollen sok. Heel af en toe komen ze na mijn verhaal toch tot inkeer, en verzuchten ze: ‘dan moet ik maar’.”
De gezinnen waar Paul mee werkt hebben problematiek op meerdere leefgebieden.
Er is vaak zoveel gaande dat ze het zelf niet meer zien. Die bewustwording of dat inzicht komt dus vaker niet dan wel. De kunst is om dan voort te blijven gaan op de kleine succesjes. Zo kwam er bijvoorbeeld in een gezin dat Paul begeleidde een kindercoach op het pad. Zij kon per direct starten met gesprekken met het meisje waar het om ging. Hij vertelt: “Via mijn informele netwerk en het overtuigen van mensen die ik ken in het werkveld, kreeg ik dit voor elkaar. Zo hebben we dit samen toch bekostigd gekregen. Dat zijn kleine succesmomentjes. Daar doe je het voor.”
Soms is hij tot laat in de avond aan het whatsappen met cliënten, om ze te stutten en te steunen. Er moet immers iemand zijn voor de mensen, ook als hulp uitblijft. Hij ziet de jeugdzorg zuchten: “De sector heeft het echt zwaar en dat zie ik overal. En juist dát is wat mij drijft om hier me in vast te bijten en te doen wat ik kan. Dat ik hoe klein mijn bijdrage ook is, mensen kan helpen en proberen kinderen uit een situatie te krijgen die schadelijk voor ze is. Het is denk ik ook een soort missie of levensinstelling die je hebt. Niet alleen in het werk, maar ook als ik niet aan het werk ben. Om waar ik ook kom mensen te inspireren, of in ieder geval iets mee te geven waar ze zelf niet aan gedacht hebben.”
En wat nu als het niet lukt met zo’n probleemgezin? Paul: “Het komt vaak voor dat collega’s met alle goede wil en een groot hart maar blijven trekken aan zo’n gezin. Ze verliezen zelf meer en meer energie en kunnen het niet loslaten. Maar soms zijn mensen gewoon niet te helpen. Dan is de grote uitdaging om dit toe te geven en te besluiten: hier moeten we mee stoppen. Als mensen niks willen, gaat er niks gebeuren. Een pijnlijke waarheid. Dat is moeilijk.”
Ondanks dat de begeleiding van gezinnen binnen het gedwongen kader vaak moeizaam gaat, haalt Paul hier energie uit. “Menselijk gedrag is fascinerend. Ik vind het boeiend om daarmee bezig te zijn en te zien of je mensen tot een verandering kunnen brengen.” Hij trekt hierbij ook de parallel tussen een gezin en het militaire leven: “Je moet gezinsleden laten zien dat het belangrijkste is om ook buiten jezelf te kijken. Naar hoe je in je team functioneert. Of dat nu een team is binnen Defensie of dat dat team je gezin is. Het gaat allemaal om samenwerking en jezelf ‘opstellen’ op zo’n manier dat je de ander ook helpt.”
Welk advies zou hij willen meegeven aan toekomstige jeugdbeschermers? Een lastige vraag, waar hij even over na moet denken. Dan legt hij uit: “Ik zie in de jeugdbescherming helaas vaak gebeuren dat personeel te veel afstand houdt van een gezin, en zo hun menselijkheid verliest. Ik snap het wel, want het is een dunne scheidslijn en je moet ook professioneel blijven. Maar toch raad ik aan om wel een stuk van jezelf te laten zien. Dan maak je de connectie met de cliënt veel sneller.”
Voorlopig blijft hij dit werk nog wel doen, naast het trainings- en coachingscentrum dat hij samen met zijn vrouw runt. “In iedere zaak waar ik instap hebben mensen wel een kans. Je stapt erin met de hoop dat het deze keer wel lukt, ondanks dat je weet dat de kans klein is. Altijd blijven zoeken naar kansen en mogelijkheden, dat is de reden dat ik dit werk blijf doen en mooi blijf vinden.”